dinsdag 24 april 2007

De term hypotheek (letterlijk: onderpand) wordt gebruikt in twee verschillende betekenissen. Deze hangen samen, maar moeten gescheiden worden. Een hypotheek is in de eerste plaats 'het eerste recht van verkoop'; een zakelijk recht of voorrecht dat op een goed of zaak, meestal een onroerend goed of een schip rust. Dit eigendom wordt in onderpand gegeven of genomen voor een schuld, veelal de geldlening om het onderpand te kopen. Bij een notaris wordt dit zakelijk recht, beschreven in een hypotheekakte.

Daarnaast wordt deze lening zelf (officieel hypothecaire lening, hypothecair krediet of lening met hypothecaire zekerheid geheten en meestal verstrekt door een bank) in het gewone spraakgebruik vaak ook hypotheek genoemd.

De geldgever wordt aangeduid als hypotheeknemer (hij verkrijgt het eerste recht van verkoop) of hypotheekhouder. De geldnemer heet hypotheekgever.


Hypotheek in Nederland

Juridisch

De nadruk ligt op het recht dat de hypotheekhouder heeft. Het hypotheekrecht is ingeschreven in een openbaar register, het hypotheekregister. Bij een onroerende zaak is dit het kadaster, voor (grotere) schepen en vliegtuigen zijn er ook openbare registers. Het effect van de inschrijving is, dat door iedereen nagegaan kan worden of de zaak bezwaard is met hypotheek.

Het overgrote deel van de hypotheken heeft betrekking op onroerende zaken of op rechten die van onroerende zaken zijn afgeleid: appartementsrechten of recht van opstal.

De term "zakelijk recht" houdt in dat het recht niet persoonsgebonden is, maar verbonden aan het registergoed, ongeacht de eigenaar. Alleen de hypotheekhouder kan het register opdracht geven om dit zakelijk recht te royeren; 'door te halen', dat wil zeggen te schrappen als belastende inschrijving op de zaak. Over het algemeen gebeurt dit bij verkoop van de woning, nadat de openstaande schuld is voldaan, maar het kan ook direct na aflossing van de hypothecaire lening zijn.

In het register wordt naast de hypotheekhouder ook de eigenaar van het goed vastgelegd.

Het gevolg van het geven van een hypotheek is dat de hypotheeknemer de mogelijkheid heeft om het onroerend goed in het openbaar te verkopen als de hypotheekgever zijn verplichtingen (het betalen van rente en vaak ook aflossing en eventueel boeten) niet nakomt. Dit wordt het recht van parate executie genoemd. Dit komt maar bij een klein deel van de verstrekte hypotheken voor. Betrouwbare cijfers zijn niet voorhanden, mede omdat een bank het vaak niet tot executie laat komen, maar de geldnemer een aanvullend krediet of uitstel van betaling gunt zodat het huis in de normale verkoop van de hand gedaan kan worden. Dit duurt langer, maar het huis levert zo meer geld op, zodat de schade voor de bank (en de restschuld van de geldnemer) kleiner is.

Financieel

Het overgrote deel van de hypotheken hangt samen met de aankoop van onroerend goed, waarbij de hypotheek als zekerheid dient voor nodige geldlening. Aangezien de juridische kant van het fenomeen hypotheek slechts in een gering aantal gevallen tot uitvoering komt, doch de financiële gevolgen elke maand merkbaar zijn, wordt in het spraakgebruik de term 'hypotheek' gebruikt voor de geldlening.

Er is een veelheid aan leningsvormen in omloop. Over het algemeen is het de bedoeling dat aan het eind van de looptijd de lening is terugbetaald. Tegenwoordig is het ook mogelijk, dat de bank de lening voortzet op een nieuw aan te kopen pand. Dat noemt men in banktermen dan een meeneemhypotheek, maar juridisch is dat geen juiste omschrijving. Tussentijds moet periodiek (bij woninghypotheken meestal maandelijks) rente, en vaak aflossing, worden betaald.

Er is verschil tussen de looptijd van de lening (meestal 30 jaar) en de periode waarop het afgesproken rentepercentage vast ligt. Die rentevaste periode kan variëren van "zeer kort" (bijvoorbeeld iedere maand wijzigbaar) tot de aan looptijd van de lening. Een rentevaste periode van 10 jaar komt momenteel het meeste voor. Hoe korter de rentevast periode, hoe groter de variatie met uitschieters naar boven en naar beneden. In 2005 is de kortlopende rente lager dan de langlopende rente.

Vanaf circa 1980 is er een stormachtige ontwikkeling geweest op het terrein van hypothecaire leningen. Dit heeft geleid tot een veelheid aan financieringsvormen, die betrekking hebben op de afgesproken rente (de wijze waarop de hypotheekgever beschermd wordt tegen renteschommelingen) en op de wijze van aflossing.

De "klassieke" leningsvormen zijn de lineaire hypotheek en de annuïteitenhypotheek. Moderne vormen zijn de spaarhypotheek, en de beleggingshypotheek. Ook kan gekozen worden voor een aflossingsvrije hypotheek, waarop niet wordt afgelost en waarbij dus alleen de rente betaald wordt. Na het verstrijken van de looptijd blijft de hypotheek in stand, maar wordt de lening vernieuwd bij onderhandse akte, hetgeen juridisch novatie of schuldvernieuwing wordt genoemd.

Verstrekking van een hypothecaire lening

Bij het tot stand komen van een hypothecaire lening is een aantal zaken van belang. Zo dient er een balans te zijn tussen de hoogte van de te verstrekken lening en de waarde van het huis. Voor het berekenen van deze balans wordt meestal de executiewaarde van het onderpand als uitgangspunt genomen. Veel hypotheeknemers verstrekken maximaal 125% van deze executiewaarde als maximale lening. Als vuistregel geldt dat de executiewaarde meestal wordt bepaald op 80 tot 85% van de vrije verkoopwaarde. Onderstaande rekensom geeft een voorbeeld van de berekening van de maximale hypothecaire lening op basis van deze vuistregel:

Vrije verkoopwaarde volgens taxatie: 215.000
Executiewaarde (85%) € 182.750
Maximale hypothecaire lening (125%) € 228.438

Aangezien 1,25 * 0,85 = 1,0625 (dus 106,25%) kan de overdrachtsbelasting van 6% vaak moeiteloos meegefinancierd worden, temeer omdat de taxateur de VOV waarde vaak gelijk inschat aan de overeengekomen koopsom. De taxateur werkt immers in opdracht van de koper, en deze laat zelden na om de taxateur te vertellen hoe hoog de koopsom is, hetgeen de taxateur in zijn waardering kan sturen.

De werkelijke maximale hypotheek wordt berekend op basis van de woonsituatie en het inkomen van beide partners.

Naast de waarde van het onderpand is ook de financiële situatie van de hypotheekgever (degene die het geld leent) van belang. De hypotheeknemer moet er van uit kunnen gaan dat de financiële verplichting die wordt aangegaan, onder normale omstandigheden kan worden nagekomen. Het inkomen van de lener is dus van belang, maar ook zijn leenhistorie zoals die (in Nederland) bij het Bureau Kredietregistratie (BKR) is vastgelegd kan een rol spelen. Als de hypotheeknemer onvoldoende zeker is van zijn zaak, kan aanvullende zekerheid worden gevraagd, bijvoorbeeld door borgstelling door een derde. Uiteraard kan ook de leenaanvraag worden afgewezen.

De normen van de Nationale Hypotheek Garantie rekenen bijvoorbeeld met een woonquote; hoe hoger het inkomen, hoe groter het deel van het inkomen dat aan woonlasten uitgegeven mag worden. De woonlasten worden berekend op basis van wat het zou kosten op de lening annuitair af te lossen op basis van 6% rente of indien de rentevastperiode langer is dan 5 jaar, de daadwerkelijke rente; dit is voor veel mensen een reden om 6-jaars rente te kiezen om net iets meer te mogen lenen.

Alleen het hoogste inkomen van 2 aanvragers wordt gebruikt in deze berekening. Bij een zelfstandig inkomen (eigen bedrijf) wordt gerekend met de gemiddelde winst van de laatste 3 jaar, gemaximeerd op de winst in het laatste jaar.

Veel geldgevers werken met dezelfde normen als NHG, of normen die er sterk op lijken. De NHG normen worden online gepubliceerd; geldgevers houden omwille van concurrentie hun normen geheim. Bekend is dat ze allemaal soepeler zijn, maar niet precies op welke punten.

Diverse details rondom de situatie van de hypotheekgever kunnen het proces beïnvloeden. Zo zal iemand met een vaste baan, die zijn proeftijd heeft afgesloten, een betere onderhandelingspositie hebben dan iemand met een tijdelijk contract. Een (kleine) ondernemer die korter dan drie jaren ondernemershistorie heeft zal ook problemen hebben bij het verkrijgen van de lening. En lopende verplichtingen, zoals alimentatie of andere leningen beïnvloeden het besteedbaar inkomen, en bepalen dus mede het maximaal te lenen bedrag.

Wanneer meer geleend wordt dan 75% van de executiewaarde, heet dit een tophypotheek. Bij meer dan 100% wordt er vaak gesproken van een supertophypotheek. Voor deze verstrekkingen wordt een hoog rentetarief gerekend t.o.v. leningen tot 75% EW, of zelf onder de 60% EW. De geldgever loopt immers een groter risico om bij gedwongen veiling niet het gehele geleende bedrag terug te krijgen.


Risico's bij hypotheken


Voor de meeste mensen is de aanschaf van een huis en de financiering daarvan één van de grootste financiële beslissingen van hun leven. Het is dan ook zaak dat men zich goed realiseert wat de gevolgen zijn van zo'n beslissing. Het is aan te raden om in een vroeg stadium informatie in te winnen, ruim voordat men op zoek gaat naar een huis. (Tussen de aankoop van een huis en de feitelijke eigendomsoverdracht zit meestal een periode van minimaal twee maanden. Het is aan te raden om van tevoren het "huiswerk gedaan te hebben".)

De waarde van een huis zal nooit gelijk blijven. Hoewel, over meerdere decennia gezien, de waarde van de gemiddelde woning (in nominale euro's uitgedrukt) duidelijk gestegen blijkt te zijn, zijn er ook periodes aan te wijzen waarin dit niet het geval was. Met name in periodes van hoge kapitaalmarktrente en een slechte conjunctuur kunnen aanmerkelijke waardedalingen optreden. De hypothecaire schuld blijft echter in nominale euro's luiden. Indien men op een dergelijk moment genoodzaakt is tot verkoop, zal een bank alleen meewerken aan royement van de hypotheek indien het verschil tussen de hypothecaire schuld en de (lagere) verkoopopbrengst wordt aangezuiverd - en uiteraard zal de koper erop staan dat de hypotheek is geroyeerd op het moment dat hem de woning wordt overgedragen.

In feite is bij een hypotheek sprake van een aanschaf van een object waarvan de waarde kan wijzigen (zowel positief als negatief), hetgeen gefinancierd wordt met een lening waarvan de waarde (behoudens aflossingen) gelijk blijft. In de financiële wereld staat een dergelijke situatie bekend als hefboomwerking of "leverage": de waarde van het verschil tussen die twee bedragen (de "overwaarde") fluctueert met de waarde van de woning, doch die fluctuatie is procentueel veel sterker. Als de hypotheek volledig fiscaal aftrekbaar is tegen het hoogste belastingtarief (52%) dan zal dit verschil meestal fors positief zijn. Immers, de huizenprijzen stijgen doorgaans evenveel of iets meer dan de inflatie en dit is meestal meer dan de netto rente ( = 48% van de bruto rente).

Bij een beleggingshypotheek is tevens sprake van een risico doordat de waarde van het beleggingsdepot niet noodzakelijkerwijs toereikend hoeft te zijn om de hypotheekschuld mee af te lossen. Daardoor is bij deze hypotheekvorm in feite sprake van een dubbele leverage.

Niet alleen de waarde van onroerend goed veranderd, het inkomen van waaruit rente en aflossing betaald wordt zal in het algemeen ook fluctueren. Dit risico wordt meestal gedeeltelijk verzekerd, bijvoorbeeld met een overlijdensrisicoverzekering.

Een bijzonder aspect van het risico van hypotheken is gelegen in het fiscale aspect. De netto maandelijkse lasten van een hypothecaire lening worden in hoge mate beïnvloed door de fiscale behandeling van de betaalde rente en van de opgebouwde spaar- of beleggingsdepots. De fiscale wetgeving is regelmatig aan verandering onderhevig, zodat hier volstaan moet worden met de opmerking dat elke financiële constructie die voor zijn aantrekkelijkheid in hoge mate afhankelijk is van fiscale aspecten, het risico in zich draagt dat bij een wijziging van de fiscale wetgeving die aantrekkelijkheid sterk wordt verminderd, of zelfs in een nadeel kan omslaan. Of er in een dergelijk geval in een overgangsregeling voor bestaande gevallen wordt voorzien, is uiteraard volstrekt niet te voorspellen.

Uiteraard wordt iedere hypotheek (net als iedere andere geldlening boven de 450 euro) getoetst bij het BKR.

Hypotheek in België

Hypotheek is een zakelijk recht op onroerende goederen, die verbonden zijn ter voldoening van een verbintenis, zegt de wet letterlijk. Belangrijk is te weten welke rang een hypotheek heeft; er kan namelijk meer dan één hypotheek op een goed rusten. Tussen de schuldeisers onderling heeft een hypotheek voorrang als hij op een vroegere datum in de registers van de hypotheekbewaarder ingeschreven is. Schuldeisers die op dezelfde dag zouden zijn ingeschreven, hebben samenlopende hypotheken, zonder onderscheid tussen de inschrijving van 's morgens en die van 's avonds, ook indien zodanig verschil door de bewaarder mocht zijn vermeld.

Bedongen hypotheken

Een hypotheek kan bedongen zijn, dat wil zeggen opgenomen in een overeenkomst en vastgelegd in een akte.

Wettelijke hypotheken

Er zijn er ook wettelijke hypotheken, dat wil zeggen dat ze in de wet vastgelegd zijn. De hypotkeekwet wet legt een hypotheek op de goederen van de voogd ter bescherming van minderjarigen en onbekwaamverklaarden. De belastingwetten stellen een hypotheek in ten bate van de schatkist; de belastingontvanger kan zonder instemming een hypotheek nemen op eigendommen van nalatige belastingschuldenaars.

Testamentaire hypotheken

Tenslotte zijn er nog de testamentaire hypotheken. Die worden door een erflater vooraf gevestigd op een of meer onroerende goederen, bepaaldelijk aangewezen in het testament, tot waarborg van de door hem gemaakte legaten. Het is met andere woorden een bijkomende garantie dat zijn laatste wil zal nageleefd worden.




De meeste landen kennen in hun belastingstelsel een of andere aanmoediging voor het aanschaffen van een woning die bestaat in een aftrek van de kosten van een hypothecaire lening, hetzij de intresten, hetzij de afbetalingen, eventueel ook de bijhorende levensverzekering.

lening

Lening

Van Wikipedia

Ga naar: navigatie, zoek

Een lening is geld dat door een persoon of instelling aan een andere persoon of instelling wordt verstrekt. De bedoeling is dat het geld op termijn wordt terugbetaald (afgelost). Leningen worden meestal verstrekt door banken. Banken hebben de beschikking over geld dat door anderen bij hun in bewaring gegeven is. Die personen willen daar graag rente over ontvangen. De bank kan die rente vergoeden als de bank rendement op het in bewaring gegeven geld kan bereiken. Dit kan de bank doen door het geld te beleggen, of door het uit te lenen.

Er bestaan verschillende soorten leningen:

  • hypotheek. De bank leent het geld aan iemand die een huis koopt. Die persoon betaalt rente aan de bank. Als onderpand dient het huis.
  • persoonlijke lening. Een lening aan een persoon om andere zaken dan een woning aan te schaffen. Omdat het risico hiervoor groter is, aangezien een onderpand ontbreekt, zal de rente over een persoonlijke lening hoger zijn dan de hypotheekrente.
  • Achtergestelde lening. Een lening, vooral door bedrijven aangegaan, die slechts terugbetaald zal worden als de andere schuldeisers (inclusief de gewone leningen) eerst uitbetaald zijn. Dit verhoogt het risico, en dus is de rente ook hoger.
  • Doorlopend krediet. Hierbij ligt het bedrag niet vast, maar kan in functie van de noden van de ontlener opgenomen en terugbetaald worden.
  • Overbruggingskrediet. Typisch hierbij is dat het ee beperkte periode in de tijd moet overbruggen, bv. de tijd tussen de aankoop van een nieuwe woning, die dus eerst betaald moet worden, en de verkoop van de andere woning, waarvan de eigenaar dus pas later het geld van kan krijgen, om het overbruggingskrediet terug te betalen. Vaak wordt hierbij gebruikgemaakt van een hypothecair mandaat.

Indien een kleine lening tussen twee vrienden of familieleden wordt afgesloten, zal er over het algemeen geen rente betaald worden. Bij grote bedragen zal dat echter in veel gevallen wel gebeuren.

Vermogensoverdracht in de tijd

Het idee van lenen kan het beste worden begrepen als de factor tijd en de menselijke levensloop worden bekeken. Immers, sparen is het uitstellen van consumptie: Geld dat men in het heden overhoudt, wordt gespaard om dit in de toekomst uit te kunnen geven. Bij lenen gebeurt het tegenovergestelde, de lener wil in het heden geld uitgeven dat hij of zij nog niet bezit. Men kan door te lenen reeds in het heden beschikken over geld dat men in de toekomst verwacht te verdienen, beter gezegd, verwacht over te houden. Een duidelijk voorbeeld is een hypothecaire lening om een huis te kopen. Men leent geld omdat men niet 30 jaar wil wachten alvorens genoeg geld is gespaard om het huis te kopen. Deze zienswijze benadrukt ook dat lenen onverantwoord is als men verwacht in de toekomst nagenoeg niet meer te verdienen dan benodigd is voor bekostiging van het levensonderhoud en andere zaken.

Het beste inzicht in de essentie van lenen kan worden verkregen door in te zien dat lenen het vooruit schuiven is van toekomstige inkomsten. Toekomstige inkomsten worden naar het heden gehaald door te lenen, net als huidige inkomsten naar de toekomst worden verschoven door te sparen. De rol van de financier van de lening is strikt genomen alleen die van facilitator van deze intertemporele overdracht.

unizo boek

Boek en website voor exporterende ondernemers

'Europa, uw thuismarkt' is de titel van de jongste publicatie van de zelfstandigenorganisatie Unizo. In het boek geven ondernemers praktische tips over exporteren.


- Onderwerpen die aan bod komen in het boek zijn: de formaliteiten voor het factureren van btw, het afsluiten van contracten en de mogelijkheden om betalingsrisico's te verkleinen.

Het boek maakt deel uit van het project Exportplatform. Daarbij hoort ook een website, waar ondernemers informatie kunnen opvragen uit de gegevensbanken van Unizo Internationaal (de werking voor internationaal actieve ondernemers van de ondernemersorganisatie), de bank KBC en Flanders Investment & Trade.

zondag 22 april 2007

prijs der grondstoffen

Plan je pensioen zo veel mogelijk vooraf
Als u zonder financiële beslommeringen wilt kunnen genieten van uw pensioen, kunt u beter zorgen voor een appeltje voor de dorst. 'En dat zo vlug mogelijk', zegt een verpletterende meerderheid (81%) van de ondervraagden in het onderzoek gevoerd door Delta Lloyd Life.
Als men die realiteit bekijkt, wetende dat men verkiest ongeveer op zijn 60ste met pensioen te gaan, zal men niet verbaasd zijn te vernemen dat de Belgen er de voorkeur aan geven op vroegere leeftijd te beginnen sparen in plaats van langer te gaan werken.
Voorzichtigheid en vooruitziendheid
Het is tekenend dat meer dan de helft van de actieve bevolking bevestigt dat ze al stappen heeft ondernomen bij haar pensionering geen tekort aan financiële middelen te hebben. Op dat vlak zijn de Nederlandstaligen veel vooruitziender (61%) dan de Franstaligen (49%). Ook een groot deel van het kaderpersoneel neemt zijn voorzorgen (66%)
Onder de maatregelen die worden genomen om de toekomst geruster tegemoet te zien, staat het bezit van een eigen woning op kop: dat blijkt voor zeven op de tien Belgen nog altijd een belangrijke geruststelling. Op financieel niveau blijft sparen onvermijdelijk; of het nu gaat over het fiscaal aftrekbare pensioensparen (66% van de ondervraagden), de groepsverzekering of het aanvullend pensioen (45%), zonder daarbij uiteraard het traditionele sparen te vergeten (45%). Het is uiteraard niet verboden die maatregelen te combineren, wat het merendeel van de Belgen ook doet.
Vandaag en morgen
Men is niet alleen bezorgd over de toekomst. 38 procent van de ondervraagden erkent niet echt gerust te zijn in zijn huidige financiële toestand. Dat gevoel speelt vooral bij de Franstaligen (52%) en de vrouwen (56%). Merk ook op dat slechts een kwart van de huidige gepensioneerden zich 'erg veel' (4%) of 'in zekere mate' (22%) zorgen maakt over zijn financiële situatie.
De toekomst blijft echter de belangrijkste bron van bezorgdheid: meer dan de helft van de Belgen maakt zich zorgen over zijn financiële toestand na zijn pensioen. Ook daar gaat het vooral over de alleenstaanden (61%), de Franstaligen (66%) en, in nog grotere mate, de alleenstaande Franstalige vrouwen onder hen (78%).
Wettelijk pensioen
Maak u geen illusies: 71 procent van de Belgen meent dat dat voldoende is om aan de basisbehoeften te voldoen! Ondanks alles blijft het wettelijk pensioen echter doorslaggevend. Voor 71 procent van de bevolking vertegenwoordigt het wettelijk pensioen de helft van het inkomen waarover men bij pensionering zal kunnen beschikken. En voor 30 tot 40 procent van de Belgen vormt het zelfs de enige bron van inkomsten, vooral bij bedienden en arbeiders. Het is dan ook begrijpelijk dat de vrees groot is dat het bedrag waar men recht op zal hebben niet zal volstaan om van te leven.
Een van de alternatieve mogelijkheden is de groepsverzekering. De helft van de ondervraagden blijkt er een te hebben, maar het systeem lijkt nog voor verbetering vatbaar: 33 procent van de onderschrijvers stelt niet erg tevreden te zijn over de verstrekte informatie, de duidelijkheid van het contract, de bereikbaarheid van de verzekeraar en de mogelijkheden om het contract aan te passen. We stellen ook vast dat 40 procent van de actieve bevolking die niet kan genieten van een groepsverzekering, eerder zal opteren voor een fiscale stimulans in het voordeel van het pensioen, dan voor een loonsverhoging.
Plan je pensioen zo veel mogelijk vooraf
Als u zonder financiële beslommeringen wilt kunnen genieten van uw pensioen, kunt u beter zorgen voor een appeltje voor de dorst. 'En dat zo vlug mogelijk', zegt een verpletterende meerderheid (81%) van de ondervraagden in het onderzoek gevoerd door Delta Lloyd Life.
Als men die realiteit bekijkt, wetende dat men verkiest ongeveer op zijn 60ste met pensioen te gaan, zal men niet verbaasd zijn te vernemen dat de Belgen er de voorkeur aan geven op vroegere leeftijd te beginnen sparen in plaats van langer te gaan werken.
Voorzichtigheid en vooruitziendheid
Het is tekenend dat meer dan de helft van de actieve bevolking bevestigt dat ze al stappen heeft ondernomen bij haar pensionering geen tekort aan financiële middelen te hebben. Op dat vlak zijn de Nederlandstaligen veel vooruitziender (61%) dan de Franstaligen (49%). Ook een groot deel van het kaderpersoneel neemt zijn voorzorgen (66%)
Onder de maatregelen die worden genomen om de toekomst geruster tegemoet te zien, staat het bezit van een eigen woning op kop: dat blijkt voor zeven op de tien Belgen nog altijd een belangrijke geruststelling. Op financieel niveau blijft sparen onvermijdelijk; of het nu gaat over het fiscaal aftrekbare pensioensparen (66% van de ondervraagden), de groepsverzekering of het aanvullend pensioen (45%), zonder daarbij uiteraard het traditionele sparen te vergeten (45%). Het is uiteraard niet verboden die maatregelen te combineren, wat het merendeel van de Belgen ook doet.
Vandaag en morgen
Men is niet alleen bezorgd over de toekomst. 38 procent van de ondervraagden erkent niet echt gerust te zijn in zijn huidige financiële toestand. Dat gevoel speelt vooral bij de Franstaligen (52%) en de vrouwen (56%). Merk ook op dat slechts een kwart van de huidige gepensioneerden zich 'erg veel' (4%) of 'in zekere mate' (22%) zorgen maakt over zijn financiële situatie.
De toekomst blijft echter de belangrijkste bron van bezorgdheid: meer dan de helft van de Belgen maakt zich zorgen over zijn financiële toestand na zijn pensioen. Ook daar gaat het vooral over de alleenstaanden (61%), de Franstaligen (66%) en, in nog grotere mate, de alleenstaande Franstalige vrouwen onder hen (78%).
Wettelijk pensioen
Maak u geen illusies: 71 procent van de Belgen meent dat dat voldoende is om aan de basisbehoeften te voldoen! Ondanks alles blijft het wettelijk pensioen echter doorslaggevend. Voor 71 procent van de bevolking vertegenwoordigt het wettelijk pensioen de helft van het inkomen waarover men bij pensionering zal kunnen beschikken. En voor 30 tot 40 procent van de Belgen vormt het zelfs de enige bron van inkomsten, vooral bij bedienden en arbeiders. Het is dan ook begrijpelijk dat de vrees groot is dat het bedrag waar men recht op zal hebben niet zal volstaan om van te leven.
Een van de alternatieve mogelijkheden is de groepsverzekering. De helft van de ondervraagden blijkt er een te hebben, maar het systeem lijkt nog voor verbetering vatbaar: 33 procent van de onderschrijvers stelt niet erg tevreden te zijn over de verstrekte informatie, de duidelijkheid van het contract, de bereikbaarheid van de verzekeraar en de mogelijkheden om het contract aan te passen. We stellen ook vast dat 40 procent van de actieve bevolking die niet kan genieten van een groepsverzekering, eerder zal opteren voor een fiscale stimulans in het voordeel van het pensioen, dan voor een loonsverhoging.
Langer werken of vroeger beginnen te sparen?
Gaan we langer moeten werken? De vraag wordt steeds prangender. Het feit dat we steeds langer leven en het probleem van de financiering van de wettelijke pensioenen dwingt de overheden ertoe - en de onze vormt daar geen uitzondering op - maatregelen te nemen om mensen langer aan het werk te houden. Het generatiepact, van toepassing sinds 2005, onderschrijft die filosofie.
Geconfronteerd met die realiteit, ligt het voor de hand dat carrièreplanning verder moet gaan dan wat we gewoon zijn: we moeten ons tegelijk bezinnen over het einde van onze carrière en over ons pensioen. Voor zijn vierde nationaal onderzoek ondervroeg Delta Lloyd Life 8.600 personen (1) over hun carrière en hun visie op de toekomst. Reden om even stil te staan bij de uitdagingen van het leven na het werk.
De carrière: stop de stress!
De grote meerderheid van de ondervraagden (91%) is tevreden over zijn werk. En 70 procent van hen bevestigt een gezond evenwicht te bewaren tussen de loopbaan en het privéleven. Maar laten we ons daarop niet blindstaren: twee derde van de ondervraagden uit de wens een minder stresserend leven te leiden, waarin de tijd minder uitgemeten is en waarin meer tijd overblijft voor persoonlijke keuzes. Die verzuchting komt tot uiting bij alle carrièretypes, maar ze is veel sterker bij de Franstaligen (75%) dan bij de Nederlandstaligen (59%). Opvallend is dat een kwart van de ondervraagden een lager loon zou aanvaarden als hij daardoor minder hard moet werken.
Twee belangrijke oorzaken liggen aan de basis van die bereidheid tot verandering. De eerste en veruit de belangrijkste is een gebrek aan belangstelling voor de job die men uitoefent. De tweede, weliswaar minder belangrijke oorzaak, vinden we in de zeer hoge werkdruk.
Zeer uiteenlopende interesses
Niet alleen de functie die men uitoefent, maar ook het statuut (bediende, arbeider, zelfstandige) verklaart voor een deel de interesse die men opbrengt voor zijn werk.
Hoewel 60 procent van de Belgen zijn carrière als 'belangrijk' bestempelt, maken de echte diehards slechts 17 procent uit. Die echte workaholics, die toegeven dat hun werk dikwijls voorgaat op familie en vrienden, vinden we vooral bij het kaderpersoneel (27%) en de zelfstandigen (35%). We kunnen ook vaststellen dat zij meer in het weekend werken. 27 procent van de kaderleden en 48 procent van de zelfstandigen werkt soms in het weekend. Bij de bedienden is dat slechts 15 procent.
Vier op de tien Belgen werken omdat ze nu eenmaal hun boterham moeten verdienen. Hun passies liggen volkomen buiten de werksfeer. Dat cijfer is hoger bij de ambtenaren (45%), de bedienden (49%) en vooral de arbeiders (67%).
De vooruitzichten op niet al te lange termijn zijn zeker even interessant. Bijna de helft van wie over tien jaar nog professioneel actief denkt te zijn, zou graag minder (moeten) presteren. Een kwart van de ondervraagden zou graag een dag per week minder werken, 5 procent twee dagen en 10 procent wil halftijds werken. Steeds weer duikt dezelfde verzuchting op: een minder stresserend leven leiden

goudvrees

Goudprijs op zucht van 700 dollar
De goudprijs bereikte donderdag een piek van 692 dollar per ounce, het hoogste peil in elf maanden. De aanhoudende prijsstijging sinds begin maart is vooral te danken aan de sterke daling van de dollar. Later deed de vrees voor een Chinese renteverhoging de goudprijs terugvallen.
(bloomberg/tijd) - Het goud en de dollar zijn bij wijze van spreken concurrenten. Een daling van de dollar leidt dikwijls tot een stijging van de goudprijs, en omgekeerd.
De belangrijkste reden is dat investeerders het goud en de dollar als alternatieve beleggingen beschouwen. Als de dollar onder druk staat, zoeken investeerders een andere belegging en opteren ze dikwijls voor het goud. Bovendien maakt een daling van de dollar het goud goedkoper voor niet-Amerikaanse investeerders.
De druk op de dollar hield gisteren aan. De euro bereikte een hoogste koers van 1,3619 dollar, het hoogste peil sinds 31 december 2004. De eenheidsmunt noteerde op een zucht van haar recordkoers van 1,3666 dollar.
De goudprijs bereikte donderdagochtend een piek van 692 dollar, het hoogste niveau sinds mei vorig jaar. 'De goudposities zijn een indekking tegen de zwakte van de dollar', zegt Nick Ruggiero, goudhandelaar van Eagle Futures. 'Telkens goud wordt gedumpt, dagen ook opnieuw kopers op.'
Hoogtevrees
Toch kregen investeerders donderdag hoogtevrees en begonnen ze te verkopen. Daardoor viel de goudprijs terug. Het edel metaal sloot in Londen op 683,25 dollar per ounce, tegenover 689,80 dollar woensdag.
Handelaars verwezen onder meer naar de hoger dan verwachte Chinese groeicijfers. De Chinese economie groeide in het eerste kwartaal met 11,1 procent tegenover dezelfde periode van vorig jaar. Economen hadden 10,4 procent groei voorspeld. Bovendien versnelde de Chinese inflatie onverwacht tot 3,3 procent.
De hoge groei en inflatie deden de speculatie over een bijkomende Chinese renteverhoging toenemen. 'Een stijging van de risico-afkerigheid staat weer op de agenda. Goud is een risicovolle belegging en staat net als eind februari weer onder druk', zeggen de grondstoffenhandelaars van zakenbank Dresdner Kleinwort.
Ze laten doorschemeren dat de goudprijs in de komende dagen voort kan dalen. 'Van glans tot stof? Het lijkt een déjà vu. Een stijging tot 700 dollar per ounce lijkt niet voor morgen.

vastgoed

Verkopers zijn te optimistisch over waarde van hun vastgoed
Belgen die vastgoed verkopen, overschatten de waarde van dat onroerend goed. Dat blijkt uit een rondvraag van de redactie. Slechts een minderheid onderhandelt over de prijs. De volledige vastgoedgids staat dit weekend in Netto, de wekelijkse bijlage van De Tijd.
(tijd) - Hoe gaat het met de vastgoedmarkt? Die vraag wordt meestal benaderd vanuit het standpunt van de kopers, de vraagzijde. De Tijd/Netto wilde wel eens weten hoe het gesteld is met de andere kant van de markt, de aanbodzijde.
Hoe gedragen de verkopers zich? Om dat te doorgronden hield de redactie een enquête bij een nationaal panel bestaande uit 15.600 personen, hoofdzakelijk samengesteld uit de lezers van De Tijd, L'Echo en de websites van deze kranten. Vanuit sociaaleconomisch standpunt is hun profiel dus hoger dan het nationale gemiddelde. De representativiteit van het panel dient niet al te strikt genomen te worden, ook al is het aantal respondenten indrukwekkend: ruim 2.800 (van wie 76 procent Vlamingen). Van hen hebben ruim 1.300 personen al een eigendom verkocht. Het leeuwendeel (57 procent) deed dat meer dan drie jaar geleden. Toch constateren we de laatste drie maanden een lichte opleving van het aantal transacties. 8 procent verkocht de laatste drie maanden een eigendom, 5 procent deed dat drie tot zes maanden geleden. Geen indrukwekkend verschil, maar toch een verschil.
Eerste vaststelling: de verkopers overschatten de prijs die ze kunnen krijgen voor hun eigendom. Amper een op de twee verkopers kreeg wat hij oorspronkelijk gevraagd had. Bijna vier op de tien moesten tevreden zijn met minder. Men zou kunnen vermoeden dat dat komt doordat de verkopers anticiperen op het spel van bod en tegenbod, maar niets is minder waar. De Belg onderhandelt nauwelijks over de prijs als hij een onroerend goed verkoopt. Bijna zes op de tien verkopers vragen van meet af aan het bedrag dat ze wensen te krijgen. Dat geldt zowel voor degenen die een vastgoed verkochten om in te spelen op een financiële opportuniteit en de meerwaarden te verzilveren (20 procent van de ondervraagden), als voor degenen die het verkochten om zelf hun intrek te nemen in een andere woning (35 procent).
Als we toch de indruk zouden hebben dat verkopers de initiële vraagprijs systematisch hoger leggen, dan is dat wellicht voor een deel te wijten aan de 15 procent van de ondervraagden die initieel een vraagprijs afficheerden die minstens 15 procent hoger was dan de prijs waarop ze hoopten.
Wie een onroerend goed verkoopt, kan kiezen tussen verschillende verkoopkanalen: een openbare verkoop, via de notaris, uit de hand of met de hulp van een vastgoedmakelaar. De rechtstreekse verkoop en de makelaar kennen het meeste bijval: 42 procent van de respondenten verkocht het onroerend goed zelf, 38 procent deed een beroep op een makelaar. De notaris (14 procent) en de openbare verkoop (2 procent) zijn minder in trek.
Beïnvloedt het gekozen verkoopkanaal de prijs en de snelheid waarmee het onroerend goed verkocht wordt? Eerst en vooral blijkt dat het verkoopkanaal de prijszetting beïnvloedt. Dat is niet zo verbazend. De verkoper rekent de commissie die hij aan de makelaar moet betalen door aan de potentiële koper door de vraagprijs met het bedrag van de commissie te verhogen. Vaste makelaarstarieven zijn er niet, maar ongeveer 4 procent van de verkoopprijs is een gangbaar tarief.
De troeven van een makelaar - extra promotiekanalen, klantenportefeuille, marktexpertise - zijn geen garantie op het krijgen van een betere prijs, zo blijkt. Bijna zes op de tien verkopers die het goed zelf verkochten, kregen wat ze vroegen. Dat aantal valt terug tot vier op de tien van de eigenaars die het via een makelaar te koop stelden. Maar liefst de helft van de verkopers die een makelaar inschakelden, moest zich tevredenstellen met een lagere prijs. Een op de drie die het onroerend goed uit de hand verkochten, kregen een lagere prijs dan gehoopt. Uiteraard kan het initiële verwachtingspatroon deze resultaten vertekenen: hoe hoger de verwachting, hoe groter de kans op een ontgoocheling.
Kan het feit dat een contract van een makelaar beperkt is in de tijd de lagere prijs verklaren? Met andere woorden: zou het kunnen dat de makelaar de verkoper aanport het goed sneller te verkopen, ook al ligt de biedprijs onder de verwachtingen van de koper? De cijfers over de snelheid waarmee verkocht wordt, lijken het tegendeel aan te tonen. Vastgoed dat via een makelaar verkocht werd, blijkt langer te koop te staan dan vastgoed dat de eigenaar rechtstreeks verkoopt. Gemiddeld deed 42 procent van de ondervraagden er minder dan een maand over om het goed te verkopen. Een op de vier verkocht het zelfs binnen twee weken na het plaatsen van het bordje 'Te koop'.
Bij een onderhandse verkoop had een derde van de verkopers minder dan twee weken nodig, tegen slechts een op de tien via een makelaar. 20 procent van de ondervraagden die met een makelaar werkten, hadden tussen drie en zes maanden nodig. Dat is het dubbele van hen die het uit de hand verkochten. Dat betekent echter niet dat het pand ook al die tijd door de makelaar werd aangeboden. Sommige verkopers nemen immers een opportunistische houding aan: ze proberen het eerst zelf. Pas als dat niet lukt, schakelen ze een makelaar in